Koesterinneringen

Boodschappen II – Mag ik één ongesneden tarweknip, alstublieft?

St. Michaelschool.
Via het schoolplein –ik was zelf ooit als jongste leerling betrokken bij de opening!- naar de stoep van het Oranjeplein.
Walvisstraat oversteken; langs de huizen aan de Reigerstraat en bij de poort oversteken.
Zonder zebrapad op die plek. Maar we deden het. Jaren lang.
Op die route verkochten we ook alvast onze eerste kinderpostzegels. Als we durfden.
Poort in. Rechtsaf andere poort in. En dan linksaf andere poort in.
Tussen de huizen en de voortuinen van de overburen door.
Straat oversteken. Thuis.
En dan een boterhammetje eten. Bij mamma.
Want ik had geen continurooster zoals mijn eigen kinderen dat nu hebben.
Op hun school.
Geen trommeltje, geen bekertjes.
Maar een broodplankje. En een mok.
Bammetjes. Yokidrink.
En vijftig pop of een envelop. Op de radio.
Op donderdag.
Of zoiets.
En dan herinner ik me vooral de jaren dat mijn zus al op de middelbare school zat.
Ik dus alleen bij mamma een bammetje at tussen-de-middag.
(Rare term trouwens; tussen-de-middag….)

Er waren dagen dat ik eerst brood moest gaan halen.
Dat zal wel op woensdagen zijn geweest.
Want anders bleef er waarschijnlijk wel erg weinig van de tussen-de-middag over.
De deur uit. Linksaf de straat uit. De ‘dikke poort’ in, waarvan het tweede deel schuin omhoog loopt.
Met drie treetjes. Ook nog.
Rechtsaf de straat in waarvan ik natuurlijk toen nog niet wist dat ik er later zou gaan wonen.
Ik kon de poort ook vermijden. Rechtsaf slaan en dan aan het einde links en met de stoep mee afbuigen naar links.
Soms deed ik dat. Denk ik.
Want de poort was eng.
Er liepen kippen los rond.
En kippen hebben enge poten en minstens zulke enge snaveltjes.
Waarmee ze altijd richting mijn kinderkuiten liepen te pikken en te tokken.
Ik holde doorgaans door dat deel van de poort.
Een stukje verder van de overigens korte poort; het stukje dat schuin omhoog loopt, daar zat (en zit, volgens mij…),
op de tweede tree, in het huis aan de rechterkant een ruit met brede tralies. In de kelder.
En ik herinner me daar een enorme hond.
Die daar rustig zat te zitten.
Rustig enorm groot zat te zitten.
Behalve voor kippen, was ik ook bang voor honden.
Maar deze zat veilig rustig en achter glas. Mèt tralies.
En dwong respect af.
In tegenstelling tot die gemene pikkende kippen.
Later heeft er een grote brand in dit huis gewoed.
Iets met ontploffende glasflessen. En gewonde brandweermannen.
Maar enfin.
Uit de poort dus rechtsaf naar het begin van de straat.
Daar was bakker Kranendonk.
Daar moest ik een ‘tarwe-knip’ kopen.
Ongesneden.
Want mijn moeder sneed het brood zelf.

Tijdens verschillende kampeervakanties hebben we dat nog wel eens gefilmd.
En ik herinner me een stukje film waarin mijn moeder brood en broodplank op schoot had.
En terwijl ze sneed, viel het reeds gesneden kapje van de broodplank.
Als je de film versneld afspeelde was dat best een grappig tafereeltje.
Maar echt leuk werd het pas als we dat stukje film achteruit spoelden.
Een kapje brood dat omhoog vloog.
En mijn moeder die een brood weer heel sneed.
En dan deed de bakkersmevrouw dat ongesneden tarwe-knip in een papieren zak.
Een rood-met-wit geruite papieren zak met in sommige ruiten de letter K.
Van Kranendonk.

kranendonk

Ik betaalde met de guldens die mamma me had meegegeven.
En ging met het brood naar huis.
Door de poort.
Langs de hond.
Door de pikkende kippen.
Naar mamma.

Standaard